Reflectie op geschreven taal

Referentieniveau Lezen: Fictieteksten - Taakuitvoering interpreteren en begrijpen


1F (minimumniveau eind groep 8)
Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm.
Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.

1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Herkent het genre.
Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven.
Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven.
Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven.
Kan de geschiedenis chronologisch navertellen.

Leerlijn Reflectie op geschreven taal

Hoe vaardiger kinderen worden in lezen, hoe sneller ze begrijpen dat niet alle teksten hetzelfde zijn. In de bovenbouw leren kinderen qua functie en structuur onderscheid maken tussen verschillende tekstsoorten. Een informatieve tekst bijvoorbeeld is te herkennen aan een opbouw met titel en subtitels en korte stukjes tekst. Voor verhalende teksten geldt dat kinderen inzicht moeten krijgen in de globale opbouw van een verhaal: een situatieschets (personen, tijd en plaats) en episode (probleem en ontknoping), meestal gevolgd door de reactie van de hoofdpersoon op de ontknoping.

 

Tussendoelen Reflectie op geschreven taal

De leerlingen:

  1. kunnen wat betreft functie en structuur een onderscheid maken in tekstsoorten (o.a. informatief, directief)
  2. zijn in staat om verbuiging van naamwoorden en vervoeging van werkwoorden te interpreteren en toe te passen
  3. beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en persoonsvorm
  4. maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal
  5. begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal.

 

Reflectie op geschreven taal stimuleren in de praktijk

Praten over boeken
Praat met de kinderen in een klein groepje over boeken, zodat alle kinderen in korte tijd aan het woord komen. Maak groepjes van vier kinderen. Elk kind heeft een boek voor zich waarin het de afgelopen 20 minuten gelezen heeft. Stel de kookwekker in op 2 minuten. Om de beurt vertellen de kinderen elkaar over het boek aan de hand van een aantal vooraf gestelde punten. Als de wekker gaat, is de volgen¬de aan de beurt.

 

Lezersstoel
Introduceer in de klas een bijzondere stoel, de zogenaamde 'lezersstoel'. Een aantal kinderen mag na elkaar plaatsnemen op de lezers¬stoel en iets vertellen over een boek dat ze gelezen hebben. Praat met de kinderen over het soort boek, de schrijver en de inhoud. Geef kinderen de gelegenheid om hun mening over het boek te geven en een stukje voor te lezen. Na afloop stellen de andere kinderen vragen. Stimuleer kinderen om plaats te nemen op de lezersstoel, maar dwing ze niet.

Contact

Proclaimer

Colofon

Copyright EN. Alle rechten voorbehouden

 


© 2010 Expertisecentrum Nederlands

Toernooiveld 9

6525 ED Nijmegen

(Campus Radboud Universiteit Nijmegen)