Reflectie op communicatie

Referentieniveau Mondelinge taalvaardigheid: Gesprekken - Algemene beschrijving


1F (minimumniveau eind groep 8) Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven en buiten school.
1S/2F (streefniveau eind groep 8) Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.

Leerlijn Reflectie op communicatie

Bij reflectie op communicatie gaat het niet om de inhoud, maar om de vorm van mondelinge communicatie met de leerkracht of van kinderen onderling. Door te reflecteren op hoe die communicatie verloopt, ontwikkelen kinderen hun gespreks- en uitdrukkingsvaardigheid.
In de middenbouw worden kinderen zich bewust van het verschil tussen verstaan en begrepen worden; de effectiviteit van hun communicatie. Als ze niet begrepen worden, zoeken ze naar een oplossing, bijvoorbeeld door hun boodschap in andere woorden te herhalen. Ook zien kinderen in dat je een boodschap op verschillende manieren kunt verwoorden. Ze leren in een gesprek een mening met bijgaande argumenten te geven (ik vond het een mooi verhaal, omdat…) en te reflecteren op meningen en argumenten van anderen (ik vind dat niet, want…).

 

Tussendoelen Reflectie op communicatie

De leerlingen:

  1. evalueren het taalgebruik van zichzelf en van anderen
  2. controleren het effect van hun taalgedrag
  3. reflecteren op een verhaal of presentatie van zichzelf en van anderen
  4. evalueren het luisterproces van zichzelf en van anderen
  5. evalueren argumentaties van zichzelf en van anderen.

 

Reflectie op communicatie stimuleren in de praktijk

Napraten
Praat met enkele kinderen na over een gevoerd gesprek. Bespreek wat goed en minder goed ging en formuleer samen verbeterpunten. Tijdens een gesprek zijn kinderen vaak sterk op de inhoud gericht en hebben ze geen aandacht voor het proces. Door achteraf te reflecteren op het gesprek, leren ze (verborgen) gesprekspatronen herkennen en zelfstandig ingrijpen als een gesprek niet helemaal naar wens verloopt.
Stel vragen over het gesprek, zoals Heb je verteld wat je wilde vertellen? Wat ging goed en wat ging minder goed? En wat vonden andere kinderen ervan? Hoe reageerden ze? Op welke manier zou je het duidelijker kunnen vertellen?  Maak ook duidelijk wat gesprekspatronen betekenen voor het gesprek. Bijvoorbeeld: als je anderen niet aankijkt terwijl je iets vertelt, dan lijkt het alsof ze niet naar je hoeven te luisteren. Elkaar aankijken is dus nodig omdat je graag wilt dat anderen naar je luisteren.

Rollenspel
Demonstreer aan kinderen het effect van taalgedrag en taalgebruik met rollenspellen. De kinderen moeten in een rollenspel bijvoorbeeld afwisselend onbeschoft en beleefd communiceren of deftig en plat praten. Ook kunnen kinderen door rollenspel leren communiceren met een bepaald doel. Geef ze bijvoorbeeld de opdracht een ander te informeren, informatie te verzamelen of een ander te overtuigen. Bespreek na het rollenspel de effecten van het taalgedrag in een reflectiegesprek. Hoe reageerde .. op jouw vraag? Waardoor kwam dat denk je?

Contact

Proclaimer

Colofon

Copyright EN. Alle rechten voorbehouden

 


© 2010 Expertisecentrum Nederlands

Toernooiveld 9

6525 ED Nijmegen

(Campus Radboud Universiteit Nijmegen)